Navordering en redelijkerwijs kenbare fout

Op 1 januari 2010 is het huidige artikel 16 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen in werking getreden. Via deze bepaling kan de Belastingdienst een navorderingsaanslag opleggen wanneer door een fout een aanslag niet / tot een te laag bedrag is opgelegd en deze fout redelijkerwijs kenbaar is voor de belastingplichtige.

 

Maar wanneer is nu sprake van een redelijkerwijs kenbare fout? Die vraag staat regelmatig centraal in de rechtspraak van rechtbanken, gerechtshoven en Hoge Raad. Verkeerde aanslagen die zijn ontstaan omdat de geautomatiseerde afdoening van de aangifte in de systemen van de Belastingdienst niet zijn geblokkeerd, worden doorgaans als redelijkerwijs kenbare fouten aangemerkt (HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1528; Hof Arnhem-Leeuwarden, 30 augustus 2016, NTFR 2016/2571; Rb Gelderland, 17 november 2017, NTFR 2018/333). Navordering is dan dus mogelijk.

 

Beoordelingsfouten van de Belastingdienst en fouten als gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht in de feiten of het recht bieden geen grond voor navordering (Hof Arnhem-Leeuwarden, 7 maart 2017, NTFR 2017/913; Hof Den Bosch, 12 oktober 2017, NTFR 2017/3013; Rb Gelderland 14 juli 2017, NTFR 2017/2184).

 

Ook in de zaak die leidde tot het vonnis van de rechtbank Noord Nederland van 28 sept 2017 stond de vraag centraal of nu sprake was van een voor de belastingplichtige kenbare fout. Het commentaar dat Jan Willem Bosman heeft geschreven bij dit vonnis, is gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift Fiscaal Recht van donderdag 15 maart 2018 (NTFR 2018/616).

 

Neem gerust contact op met kantoor voor overleg in uw situatie.